Tekst | Beeld – Eugene Kitsios
Gepubliceerd op 1 juni 2018
Een onderwerp zoals een insect kan voor ons erg klein en niet zo bijzonder ogen. Echter, wanneer je met een macrolens dichtbij deze dieren staat gaat er eigenlijk een wereld voor je open! Opeens heeft hetzelfde onderwerp talloze kleuren en patronen en is het eigenlijk een levend kunstwerk. Hieronder vind je 7 tips voor het bezig gaan met macrofotografie.
Tip 1 >
Het leuke aan macrofotografie is dat we onze onderwerpen overal kunnen vinden: van de achtertuin tot aan het bos: insecten en bloemen vind je overal. Belangrijk is wel dat je rekening houdt met externe omstandigheden. Als je buiten fotografeert houdt dan dus rekening met de wind. Waarom? Omdat de wind effect heeft op onze onderwerpen: bloemen en takken met insecten zullen bewegen door de wind en buiten het scherptedieptevlak vallen. Maak je abstracte macrofoto’s binnen, dan hoef je hier dus geen rekening mee te houden.
Tip 2 >
Zorg dat je met macrofotografie je onderwerp haaks op de camera houdt. Als je dit niet doet en bijvoorbeeld een vlinder fotografeert, zal je merken dat bepaalde gedeeltes van de vlinder niet scherp ogen, omdat ze net buiten het scherptedieptevlak vallen.
Tip 3 >
Wanneer je dieren benadert: doe dit zo rustig mogelijk, met zo min mogelijk bewegingen. Vaak worden mensen te enthousiast, maar schrikken de dieren hier juist van. Insecten zijn visueel misschien niet zo goed ingesteld, maar kunnen trillingen erg goed aanvoelen. Let ook op je schaduw. Niks is frustrerender dan een lange tijd besteedt te hebben aan het benaderen van een insect, maar dat het dier op het laatste moment wegvliegt doordat je schaduw op het insect valt. Let hier dus goed op!
Tip 4 >
Wanneer je dieren fotografeert: maak gebruik van oogcontact. Door oogcontact met bijvoorbeeld het insect voelt de kijker sneller een connectie met je onderwerp.
Tip 5 >
Let op het lijnenspel. Door gebruik te maken van lijnen of natuurlijke vormen kan je je foto sterker laten overkomen. Zit je insect bijvoorbeeld op een takje of grasspriet, let dan goed op hoe de lijn(en) en je onderwerp samenkomen. Eventueel moet je je positie net wat aanpassen om een sterkere compositie te krijgen.
Tip 6 >
Maak gebruik van een wazige achtergrond. Door te fotograferen met een kleiner diafragmagetal zal je minder scherptediepte hebben en kan je dus een wazige achtergrond krijgen. Hierdoor wordt de nadruk op je onderwerp gelegd. Let wel op dat je je diafragmagetal niet te laag zet, want dan kan de scherptediepte weer te minimaal worden, waardoor een deel van je insect of bloem niet scherp oogt. Experimenteer hier dus mee!
Tip 7 >
Fotografeer op het juiste moment van de dag. Insecten zijn rustiger in de vroege ochtend. Vaak is er dan ook dauw aanwezig, wat je foto’s nog interessanter maakt. In combinatie met mooi licht kan je dan met erg mooie beelden thuis komen! Probeer het fotograferen op een zonnige middag te vermijden. Door de combinatie van het harde licht en de actieve insecten heb je vaak op dit soort momenten juist minder kans op succes.